Dienst De Geliefde
Beste mensen, wat wij hier met elkaar delen is dat we ons aangetrokken voelen tot het Universeel Soefisme. Een spirituele impuls, een inspiratie die door Hazrat Inayat Khan is ontvangen en vormgegeven. Een onderdeel van die vormgeving is de Universele Eredienst, waarin we de wijsheid en waarheid van de grote geestelijke religies huldigen. We doen dat vanuit de kennis dat elke religie een specifieke, cultureel bepaalde vertaling is van de goddelijke waarheid. Je zou kunnen zeggen dat de les die een volksaard tot geestelijke volwassenheid moet leiden ook vanuit God, de Geliefde, de eenheid, beantwoord wordt met een eigen taal, eigen metaforen en beeldspraak. Meer zintuigelijk zou je kunnen zeggen elke godsdienst heeft een eigen kleur, smaak en sfeer die aansluiting kan vinden bij die specifieke volksaard.
Misschien is het zo dat ook in onze individuele levens het zo is dat wij ons karma weerspiegeld zien in de plek waar we opgroeien, in de ouders die we krijgen, de uitdagingen die op ons pad komen en de grote thema’s waarmee we in het reine moeten komen tijdens ons leven. Zo binnen, zo buiten, zo boven zo beneden.
Zoals het christendom een spiegel is voor de westerse mens zo is onze directe omgeving dat voor ons individueel. Een op de persoon toegesneden weg om tot volwassenheid en bevrijding te komen. Wanneer we de spiegeling van het ‘zo binnen, zo buiten’ kunnen gaan zien en lezen dan hebben we een belangrijk gereedschap in handen om sturing te geven aan ons leven.
HIK koppelde in de universele eredienst een sleutelwoord aan elk van de grote godsdiensten en gaf daarmee een aanwijzing over de essentie van die godsdienst. Hij verbond het hindoeïsme aan goddelijke wijsheid, het boeddhisme aan goddelijk mededogen, het Zoroastrisme aan de weg van de goddelijke zuiverheid, het jodendom gaf hij het sleutelwoord ‘de wet’ mee, het christendom zelfopoffering en de islam eenheid.
Uiteraard hebben ook de mystieke stromingen van de grote godsdiensten een eigen kleur en smaak. Maar de gelijkgerichtheid en de essentie van de mystieke stromingen is duidelijker te onderscheiden. Zo kunnen we zien dat in mystiek direct de eenheid met de Ene wordt gezocht. Mystiek is non-dualistisch en er liggen geen in ijzer gegoten geschriften of methodes aan ten grondslag. Aan de weg naar puur gewaarzijn en eenheid ligt juist vrijheid ten grondslag en de kennis is inherent aanwezig dat de geestelijke weg grotendeels een individuele oriëntatie is.
Als we kijken naar het gebied waar de Islam is opgekomen dan kun je constateren dat het oorspronkelijk een gebied was waar veel culturen en stammen samen leefden. Er was al onderlinge strijd, maar de opkomst van het Christendom heeft voor nog een extra spanningsfactor gezorgd. Dus dat het geloof in die regio verenigend moest werken valt goed te begrijpen. Astrologisch-Jungiaans gezien wordt het Midden-Oosten ook geplaatst in de gevoelssfeer, zoals Amerika onder de wil valt en wij in Europa binnen die manier van classificeren onder het denken vallen.
Soefisme is de mystieke stroming van de islam, ook al is het soefisme ouder dan de islam, dus de smaak, de kleur, de flavour van soefisme ligt ook binnen de gevoelssfeer. Wat verreweg het meest kenmerkend is voor het soefisme is de liefde, is leven vanuit de licht-kwaliteit en het trillingsgetal van het hart. Soefi’s buigen hun hoofd voor hun hart. Het denken staat niet centraal, maar de hartskwaliteit. Soefi’s zijn enthousiast, wat letterlijk ‘in God zijn’, in de geliefde zijn betekent.
Als je niet langzaam en met kennis ingevoerd bent in de soefi-poëzie dan zul je makkelijk kunnen struikelen over veelgebruikte metaforen als ‘het café’, ‘het warenhuis van mafkezen’, ‘de wijn’, ‘dronkenschap’, ‘het hemelse ballet’ en ‘De Geliefde’.
Als we meer willen begrijpen van deze metaforen en waarom wij God De Geliefde, De Beminde of de Vriend kunnen noemen is het zaak eerst een kenmerk van mystiek dat wij eerder hebben genoemd te onderzoeken: het non-dualistische aspect, de eenheidservaring. Want als er iets is dat buiten ons staat, namelijk de Geliefde, dan is er ook sprake van dualiteit, ik hier en de Geliefde daar. Het oorspronkelijk boeddhisme (dat in essentie non-dualistisch is) leert dat bijvoorbeeld verlangen en hoop ons in een duale staat brengen waarin wij het nu, de eenheid van het samenvallen met het zijnde, niet meer kunnen ervaren – we zijn in ons verlangen of onze hoop immers bezig met de toekomst. Bovendien willen we eigenlijk iets hebben, namelijk het object van ons verlangen. In een boeddhistische grondtekst, de Platform soetra lezen we hierover:
Beste vrienden, vanaf het allereerste begin tot op de dag van vandaag heeft iedereen binnen mijn traditie het volgende onderwezen. Zonder te denken is het belangrijkste grondbeginsel, vormloosheid is de kern, en de basishouding is dat je je nergens aan vastklampt. Vormloosheid wil zeggen dat je elke vorm kunt loslaten, ook al ben je ermee verbonden. Het is de oorspronkelijke aard van de mens dat hij zich nergens aan vastklampt.
Dit is duidelijk een non-dualistische inspiratie. Alles is nogal absoluut gesteld: ‘Zonder te denken is het belangrijkste grondbeginsel, vormloosheid is de kern, en de basishouding is dat je je nergens aan vastklampt. De oorspronkelijke staat van de mens is dat hij vrij is en zich nergens aan vastklampt.’ Hoe zit dat in het soefisme. Is het soefisme misschien eigenlijk een duale oriëntatie net zo als het Zoroastrisme?
Een essentie van het soefisme is dus dat we het hart centraal stellen. In die plek zetelt ons verlangen, ons verlangen naar eenheid, ons verlangen naar het grote thuiskomen waarin we ontheven zijn aan alle weerstand waarmee we op aarde van doen hebben. Want er knaagt iets aan ons, we kunnen ons vervreemd, ontheemd of ronduit terneergeslagen en depressief voelen. We missen iets. Wat is dan dat grote gemis?
Rumi beschrijft dat gemis op prachtige wijze in het bekende Lied van de Rietfluit. Naar zijn woorden kunnen we altijd weer blijven luisteren:
Hoor hoe klagend de rietfluit klinkt,
Hoe hij vertelt over lange scheiding:
‘Sinds ik uit het riet werd weggesneden,
Klagen mannen en vrouwen in mijn gefluit.
De scheiding moet mijn borst doorboren,
Opdat ik zeg hoe ik lijd door verlangen.
Ieder die van zijn oorsprong is verdreven,
Wil terug naar de tijd van samenzijn…’
Uit deze tekst wordt duidelijk dat wij soefi’s ons verlangen erkennen, we kunnen het grote gemis doorvoelen. Het gevolg daarvan is wel dat we kunnen zien dat de pijn van de scheiding ons hart liefdevoller maakt, zachter, open naar het leed van anderen.
Maar op dit punt zou je nog altijd kunnen zeggen dat we in een duale inspiratie verkeren, want we zijn gescheiden en verlangen terug naar ons thuis.
Het lijkt er nog altijd op dat we eigenlijk geen mystieke traditie zijn, want we zijn duaal en we wijken af van het non-duale boeddhisme dat als eerste Edele waarheid formuleert dat in ons leven de as van het wagenwiel aanloopt. Vanuit onze christelijke achtergrond hebben wij dat vertaald met ‘het leven is lijden’. Maar de oorspronkelijke vertaling is veel ruimer. Die geeft aan dat in het leven de wielas van de wagen altijd aanloopt. Met andere woorden: in het aardse veld zullen we altijd met weerstand te maken hebben. De tweede Edele Waarheid zegt: daar kunnen we iets aan doen, want het heeft een oorzaak. De derde geeft aan wat we er aan kunnen doen en dat is niet verlangen, niet uitreiken naar iets dat we nu niet hebben, niet ons hechten aan een beeld van onszelf of van de wereld. Zo lazen we dit ook net in de Platform soetra. Als je niet pakt, grijpt, vast houdt dan leef je non-dualistisch en in de eenheid.
In eerste instantie lijkt het soefisme hier dus een ander spoor te bewandelen. Ook Inayat Khan staat midden in het dualisme met zijn uitspraak: Mystiek zonder devotie is als ongekookt voedsel; het kan op die manier niet opgenomen worden. En devoot zijn we naar iets buiten ons, dus is het ook hier weer twee.
Is soefisme misschien toch geen mystieke traditie?
We vinden het antwoord een stuk verder in het Lied van Jallaludin Rumi:
Toch is mijn geheim niet ver van mijn klagen,
maar voor oog en oor blijft het verborgen.
Lichaam en ziel zijn elkaar bekend,
maar niemand kan de ziel aanschouwen.
Het is geen lucht, dit fluitspel, het is vuur:
wie niet zo brandt, waaie weg met de wind.
De fluit is een vriend van verlatenen,
zijn lied klinkt door de sluiers heen.
Vreemd: hij is gif maar ook tegengif,
uniek als minnaar en als trooster.
Hij spreekt van een tocht vol bloed en tranen,
hij verhaalt van de liefde van Madjnoen.
Alleen in onmacht kan met dit bevatten (…)
De beminde is alles, de minnaar slechts een sluier;
levend is de beminde, de minnaar is dood.
In die laatste zinnen krijgen we opeens een hint van wat hier plaatsvindt. Levend is de beminde, de minnaar is dood. Hier is dus wel degelijk sprake van eenheid, want de minnaar is opgelost in de beminde. Zijn verlangen is als vuur en het brandt zo fel en zo vol dat de wind er geen vat op heeft. Ja, het hart staat centraal in het soefisme en het gaat om de liefde. En ik haal nu de componist Rokus de Groot letterlijk aan in zijn zeer adequate bewoordingen over dit onderwerp: ‘Het gaat om een uitzonderlijke Beminde. De liefde zelf. Deze vraagt alles van de minnaar. Iets radicaler is er niet. Zij gaat alle voorstellingen te boven. Het is de Beminde die het verlangen opwekt en tegelijkertijd alle vervulling ervan door objecten wegneemt. Objecten verdraagt de Beminde gewoonweg niet. De Beminde is letterlijk een-voudig. Enkel-voudig. De Beminde is de afgrond van het verlangen.’ Einde citaat.
Het verlangen is in het verlangen opgelost, of anders gesteld het verlangen is in de pijn van het gemis opgelost, en heeft zich getransformeerd tot pure liefde. We zijn terug bij het kenmerk van mystiek dat het non-dualistisch is. En soefisme is dus weldegelijk non-dualistisch in essentie, maar het is inclusief de weg er naartoe. Het erkent het menselijke verlangen en gemis als uitgangspunt. Het soefisme valt volledig binnen de menselijke maat, de menselijke weg. We kunnen op elk moment instappen, hoe onwetend we ook zijn, als er maar een verlangen is naar De Beminde. Als er maar een gemis is dat aan ons vreet en soms ronduit pijn doet. Op dat liefdespad is er niet voortdurend een staat van eenheid, of de beleving van extase, euforie of bliss. We accepteren het gemis en we leven met de grondtoon van een diep verlangen naar de Beminde en langzaam vindt de transformatie naar alleen in liefde zijn plaats.
Het is vanuit dit gegeven logisch dat we in het soefisme ook geen grondboek of levenswetten kennen waaraan we moeten voldoen. We kunnen ook geen vaste route aangeven naar verlichting of een visie aanreiken van de eindstaat. ‘Alleen in onmacht kunnen we dit bevatten’, zegt Rumi. Daarin wordt zo kernachtig uitgedrukt dat we met lege handen staan, dat er geen mentale weg is naar de eenheid. Dat woord ‘onmacht’ heeft nog een betekenis. Namelijk dat we over het algemeen eerst ‘gebroken’ moeten worden om ons hart te laten spreken, om te beseffen dat we onderdeel uitmaken van het grote geheel, om open te staan voor de geest van leiding. Als we gebroken zijn dan weten we dat het leven niet te managen valt, dan voelen we dat we er zijn als een geschenk, als een mogelijkheid om te ervaren en dat we ons niks kunnen toe-eigenen omdat wij het in essentie niet doen of zijn.
Rumi werd zelf gebroken in de ontmoeting met Sams I Tabriz toen Sjams hem onthulde als een man met talenten, maar ook als een echte schriftgeleerde, die vastgeroest zat aan een traditie en zelfs een zekere mate van zelfgenoegzaamheid bezat. Sjams zag ook de potentie van Rumi als iemand die helemaal oorspronkelijk en zichzelf zou kunnen worden. En Rumi bezat weer de grootheid van geest en het zelfinzicht om in Sjams iemand te kunnen zien die op een hoger niveau dan hij waarheid sprak en leefde.
Rumi geeft aan dat we op het liefdespad als enige regel meenemen dat we de pijn dienen te verdragen en dat we datgene offeren waarvan we willen dat het in de tijd wordt vervuld. In mijn eigen leven was dit een groot keerpunt, toen ik de pijn van het leven volledig door me heen kon laten stromen. Ik ging niet meer in de weerstand tegen het aanlopen van de wielas, maar nam zowel de pijn als de onvolmaaktheid van het leven op in mijn bestaan.
De volgende tekst uit de christelijke traditie vat op prachtige wijze samen waar we het tot op heden over hebben gehad en sluit met name prachtig aan bij de zin van Rumi: ‘Alleen in onmacht kan met dit bevatten’. Na de tekst houden we een korte stilte.
In een quote uit het werk van Thomas Merton lezen we:
Zoek niet te hard. Wees niet te bezorgd over je eigen volmaaktheid of je dagelijkse voortgang. Wanneer je je eenmaal bewust wordt dat je een zoeker bent, ben je weer een bezitter geworden. Dan ben je verloren. Maar als je kan accepteren dat je verloren bent, zul je gevonden worden, zonder het te weten, precies omdat je verloren bent. Want uiteindelijk ben je nergens; en juist daar woont God.
Als we onze eigen menselijke volwassenwording als uitgangspunt nemen en ons onvermogen en onze onwetendheid in liefde kunnen opnemen dan kunnen we in vrijheid gaan spelen met de gegevenheden van het leven. Dan kunnen we het leven puur gaan ervaren, zonder enig zelfbeklag. We kunnen dan dat dualistische veld waarin we direct al bij onze geboorte werden opgenomen open tegemoet treden. We incarneerden als man of als vrouw. Het dualisme ligt aan het beginpunt van ons bestaan en is dus ook werkelijk de bedoeling van de schepping. In dit aardse vlak gaat het er dus over hoe we omgaan met de dualiteit, en met gemis van het ‘andere’. Het gaat er over hoe we de onvolmaaktheid van het leven, het aanlopen van de wielas, kunnen opnemen in ons bestaan. Het gaat er over hoe we met het spiegelspel van zo binnen zo buiten kunnen gaan werken en de 2-heid langzaam leren transcenderen tot eenheid.
Er is dus geen ontkomen aan, hoe hoog we ook in de spirituele boom klimmen, we zullen moeten dealen met de eerste Edele Waarheid: het aanlopen van onze wielas. We kennen het allemaal hoe opstandig we kunnen worden over het tekort en het gemis dat het zuurdesem is van ons bestaan. We kennen het hoe we het gemis persoonlijk kunnen maken in slachtofferschap: ‘ach, dat was duidelijk weer eens niet voor mij bestemd’; ‘waarom moet mij dat nou weer overkomen’, ‘waarom heeft zij dat wel en ik niet?’ We kennen het hoe we onszelf buitenspel kunnen zetten: ‘ik ben opgegroeid als een dubbeltje en zal nooit een kwartje worden’; ‘om gelukkig en vrij te zijn is niet voor mij weggelegd’. We kennen het hoe we kunnen zwichten: ‘ik zal die baan, die man of vrouw, dat huis nooit kunnen krijgen’. Of we zwichten door in ons hoofd te gaan leven en onze gevoelens uit te schakelen, we zwichten door in theorieën te gaan geloven die ons helpen om de pijn niet te hoeven voelen. Geluk is maakbaar is een credo van deze tijd. Helaas is dat een fabeltje; bruggen bouwen over de pijn heen kan een tijdje lukken, maar het keert zich op termijn tegen ons, in welke vorm dan ook.
We kennen ook allemaal de dualiteit en het verlangen in de man-vrouw dynamiek. Deze gegevenheid is bij uitnemendheid een oefengebied om zowel de dualiteit als de eenheid te doorgronden. Het is in dat horizontale veld van liefde dat we zowel alleenheid als vervulling kunnen ervaren, ons afgewezen en erkend kunnen voelen. Hier kunnen we de geliefde met kleine letter leren kennen en deze liefde kan een opmaat zijn naar een leven met de Geliefde met een hoofdletter. In een relatie krijgen we ook de kans om ons eenheidsbewustzijn te verruimen. Ik denk dat de meesten van jullie het soefi-verhaal kennen van Layla en Madjnoen. Zij waren diep verliefd op elkaar, maar de familie van Layla verzette zich tegen een huwelijk en ze verboden uiteindelijk alle contact tussen de geliefden. Madjnoen werd gek van het gemis en gek van de liefde. Hij begon Layla te zien in alle dieren en mensen, hij vergat te eten en hij trok zich terug in de woestijn, waar hij al zo zonder ‘ik’ was dat de dieren met hem samen leefden. Madjnoen vereenzelvigde zich zo met zijn geliefde Layla dat hij haar werd en toen vlak voor zijn sterven Layla hem vond in de woestijn kon hij haar niet herkennen. Als ze hem aanspreekt: ‘Hier ben ik, ontwaak, kijk naar me, hier ben ik!’ zegt hij: ‘Wie ben je?’ en zij antwoordt: ‘Ik ben je beminde’. Waarop hij zegt: ‘Er kunnen geen twee beminden zijn. Ik heb slechts één beminde. En dat ben ik. Dat ben ik.’
Een prachtig leerverhaal over aardse liefde die tot eenheidsbewustzijn leidt. We lezen nu uit de Gayan een tekst die naadloos op het liefdesverhaal van Layla en Madjnoen aansluit:
Wat is liefde? Genoegen en vermaak?
Nee, liefde is voortdurend verlangen;
Onvermoeibaar volharden;
Geduldig hopen en je gewillig overgeven:
Steeds het genoegen en ongenoegen van de Geliefde indachtig zijn.
Liefde immers is overgave
Aan de wil van degene,
Aan wie ons hart toebehoort.
Alleen liefde leert ons: ‘U, niet ik.’
We hebben het nu gehad over verlangen, het grote gemis, de menselijke weg, dualiteit en overstijgende liefde. We hebben gezien dat er op de menselijke weg geen spirituele absoluutheden zijn. Spiritueel ontwikkelen is een proces. We leven niet in een constante staat van bliss, we leven niet in een voortdurende ervaring van eenheid. Maar het kan ons ondersteunen om de fasen van spirituele ontwikkeling wel te benoemen zodat we ons kunnen oriënteren en beseffen dat we vanaf een bepaalde fase van geestelijke ontwikkeling niks meer kunnen doen. Voor deze gelegenheid en in dit illustere gezelschap hebben het nu alleen over de twee laatste ontwikkelingsfases. We lezen in een tekst van Ken Wilber over eenheidsbewustzijn:
In het voorlaatste stadium verlangt de mens ernaar zichzelf te verliezen. Paradoxalerwijze houdt juist dit verlangen hem vast in de wereld van de dualiteit. In strikte zin is er geen pad naar eenheidsbewustzijn. Eenheidsbewustzijn is niet een bepaalde ervaring tussen andere ervaringen, het is geen grote ervaring die zich onderscheidt van kleine ervaringen. Het is veeleer elke golf van aanwezige ervaring, precies zoals die is. Hoe kun je dan in contact komen met aanwezige ervaring? Er is niets dan aanwezige ervaring en er is uiteindelijk geen pad naar dat wat er al is. Het is om al deze redenen dat de ware wijzen stellen dat er geen pad is naar het Absolute, geen weg om eenheidsbewustzijn te verwerven.
Heeft Madjnoen in zijn liefde voor Layla een spiritueel pad bewandeld, heeft hij gestreefd naar eenheid met God? Nee, het leven, zijn karma, de Ene, de Geest van Leiding heeft hem geleid en hij heeft zijn liefdeshart laten spreken. En dit is wat wij ook kunnen doen: Ons hart laten spreken, ons hart volgen. En ja, dan voelen we ook onze pijn.
In de voorgaande tekst wordt gesproken over het voorlaatste stadium, wat is dan het laatste stadium? We lezen opnieuw in een tekst van Ken Wilber over eenheidsbewustzijn:
Als alle gehechtheid en preoccupatie met zichzelf wegvalt, komt de mens tot een eenheid waarin alle niveaus samenvallen. Het zelf wordt tot een spiegel die hetgeen hij weerspiegelt zelf bevat. De expliciete en de impliciete orde vallen samen. Er is geen subjectiviteit meer die de waarneming kleurt. Er is slechts onmiddellijke participatie aan Wat Is. Er is geen heden of verleden meer, alleen nog het eeuwige nu.
Als dit bewustzijn voor het eerst doorbreekt, gaat het samen met de ervaring van een intens licht, overrompelende extase, absolute zekerheid en een onmiddellijk begrip. Mensen die dit ervaren hebben stralen licht, helderheid en liefde uit. Door hun omgeving worden zij vaak als heiligen beschouwd.
Het woord extase is al enkele keren gevallen en in veel soefi poëzie komt ook dat element herhaaldelijk terug in beeldspraak. Dit is het laatste element dat we op deze zondagochtend aan de hete soep van de liefde toevoegen. We zouden extase kunnen omschrijven zoals roshi Maurice Knegtel ‘als een verglijdend moment’. Daar hebben we geen controle meer over, het moment neemt ons mee, neemt ons over. We gaan in totale vreugde en bliss op in …. en om nu het woord eenheid te gebruiken is eigenlijk al te bepaald, dat is een woord dat maar ten dele de lading dekt. ‘We gaan op’ laten we het daar bij laten. Het opgaande, verglijdende moment kan ons toevallen als we naar muziek luisteren, of zelf muziek maken, het kan in een runners high tot ons komen, of als we de liefde bedrijven of goddelijk lekker eten. Maar ze duren nooit lang, these rare, rare moments of pure delight. We komen altijd weer bij zinnen. Dan kan het gemis weer opdoemen maar het is hier dat we ons naar ons eigen hart kunnen wenden en onszelf en het leven zoals het is in liefde opnemen. Doen we dat dan is het leven ook in zijn onvolmaaktheid volmaakt.
We eindigen met zo’n typisch soefi-gedicht over het opgaan in de eenheid en de terugval in de ervaring van alleen staan:
De Geliefde
Het is donker om me heen
Ik voel me verlaten
Ik ben Jou vergeten
En heb mij opgelost
In dit wonderlijk bestaan
Van denken, doen en gaan
Van loslaten en alleen-staan
Stokken en stromen
Vallen en opstaan
Ik voel me verlaten
Zwerf door de bekende straten
Van mijn eigen geest
Hol klinkt mijn bespiegeling
Tegen de wanden van mijn ik
Ik ga op herhaling
In oude patronen
Zoek zin waar zin
Zich zo zoekend niet kan tonen
Ik ben op zoek naar Jou, mijn Geliefde
Ik heb mijzelf weer uitgedoofd
In het kleine bestaan
Van tijd en grenzen
Eindigheid en verlies
Dan…uit dat donkere niets
Hoor ik opeens je stem
Fluisteringen voorbij elke betekenis
Als zachte strelingen
Op mijn verlangende huid
Je roept mijn naam
Nodigt me tot een slowdance uit
Voor ik het weet
Ben ik beweging
Dans vloeiend en vrij
Eerst langzaam dan steeds sneller
Ik ben jou en jij bent mij
Er is geen centrum meer in onze wervelingen
Ik ben de kruidige geuren
Het vuur, het water, de kleuren
Ik ben het ritme van de drum
De diepe zucht van verlichting
De schreeuw van vreugde, extase en pijn
Uitgeput en vervuld
Lig ik neer bij het vuur
Ik ben dankbaar bij zinnen
Woorden scheiden mij weer
Van elk geleefd moment
Maar alles is nu goed
Het is opeens weer wat het is
Een geheeld mens
In een gebroken bestaan
Gescheiden en toch één